Sigaren
Begin 1900 was Noord-Brabant het 'Cuba van West-Europa'. Verspreid over de provincie waren er meer dan 180 sigarenfabrieken te vinden. Voor duizenden Brabanders was het maken van sigaren de belangrijkste bron van werk en inkomen.
Toen de sigarenindustrie in Noord-Brabant tussen 1825-1850 op gang kwam, volgde de provincie een landelijke trend. De sigaar was steeds populairder geworden en verdrong al snel de pijp van de markt. Met name in Noord-Brabant was de groei van deze industrietak explosief. In 1890 was met 4000 arbeiders was ruim een kwart van het landelijk aantal in Noord-Brabant in deze sector werkzaam. De grootste productie was geconcentreerd in Eindhoven en breidde zich daarop uit naar de Kempen.
Gunstige factoren
Na 1860 vond de productie op geconcentreerde, fabrieksmatige wijze plaats, maar sigaren maken bleef een zeer arbeidsintensief proces. Van arbeidsbesparende mechanisatie was nauwelijks sprake. De grootste bloei kende de industrie in de periode 1890-1940. Het aantal fabrikanten nam in deze periode zeer snel toe, omdat het maken van sigaren relatief eenvoudig kon worden opgestart. Er waren weinig investeringen voor nodig, arbeiders hoefden niet uitgebreid geschoold te worden en de sigaren konden meteen in de directe omgeving worden verkocht. Door de lage lonen in Noord-Brabant was vooral deze provincie voor ondernemers aantrekkelijk om een productie op te zetten. Het leidde tot een zeer groot aantal kleine ondernemers in de sector en een sterk aandeel in thuiswerkers.
Arbeidsintensieve productie
Tot 1920 was er nog altijd geen sprake van serieuze mechanisatie. Experimenten met Duitse wikkelmachines leverden niet de gewenste resultaten op; deze werden alleen geschikt bevonden voor de goedkoopste sigaren. Omdat sigaren produceren zo arbeidsintensief was, kon de concurrentiepositie alleen verbeterd worden door concentratie van de productie en uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen. Als gevolg daarvan werd de sigarenindustrie een belangrijke werkverschaffer voor de provincie.
Dat de sigarenindustrie kwetsbaar was, bleek in de naoorlogse jaren, toen de regering moest ingrijpen om de dumping van goedkope Duitse sigaren te voorkomen en in 1936 een wet uitvaardigde die producenten verbood om verder te mechaniseren. Deze laatste maatregel moest voorkomen dat werknemers hun baan verloren.
Het verdwijnen van de Brabantse sigaar
De sigarenindustrie doorstond de crisisjaren en de oorlogsjaren relatief goed; direct na de oorlog waren Noord-Brabantse sigarenmakers landelijk gezien de grootste werkverschaffers. De vooroorlogse bloei keerde echter niet terug door een gebrek aan tabak, hoge grondstofprijzen en zware accijnzen. Ook nam de vraag snel af door de steeds populairdere - en goedkopere - sigaret.
Het enige antwoord op deze nieuwe ontwikkelingen was gemechaniseerde productie, maar deze investeringen waren relatief zeer duur en succes was niet verzekerd. In de laatste decennia van de twintigste eeuw raakten steeds meer sigarenproducenten in financiƫle nood, moesten fuseren of kwamen in buitenlandse handen terecht. Een aantal van oorsprong Brabantse merken zijn op deze manier nog wel in de handel, maar hebben geen directe relatie meer met de provincie.
Recente reacties